Normale drukhydrocephalie (iNPH)

Hydrocefalie of de vorming van een waterhoofd, berust op een gestoorde omloop van het hersen-en het ruggenmergvocht. Bij normale drukhydrocefalie is er een gestoorde opname van het hersenvocht ten gevolge van ouderdomsverschijnselen. 

Incidentie

Normale druk hydrocefalie (iNPH) treedt op wanneer het vocht dat de hersenen omgeeft en beschermt (cerebrospinaal vocht genoemd) zich ophoopt en druk uitoefent op de hersenen.

iNPH is een relatief zeldzame aandoening die ongeveer 6-8% van alle mensen boven de 80 jaar treft. Het komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen: mannen hebben twee keer zoveel kans om iNPH te ontwikkelen.

Er zijn verschillende risicofactoren die de kans op het ontwikkelen van iNPH kunnen verhogen. Een van de belangrijkste risicofactoren is leeftijd. Het risico op het ontwikkelen van iNPH neemt toe naarmate we ouder worden, waarbij de meeste gevallen zich voordoen bij mensen ouder dan 60 jaar.

Andere risicofactoren voor iNPH zijn een geschiedenis van hoofdletsel, een geschiedenis van bloedingen in de hersenen (zoals een subarachnoïdale bloeding), en een geschiedenis van bepaalde medische aandoeningen, zoals hersenvliesontsteking of hersentumoren.

Symptomen

Deze stoornis ontstaat heel langzaam over een langere tijdsperiode. In het begin van deze ziekte zijn de klachten en symptomen meestal niet erg duidelijk. Na verloop van tijd worden de symptomen meer duidelijk. De typische verschijnselen ontstaan heel langzaam en bestaan klassiek uit 3 symptomen: de triade van de Hakim-Adams. Deze 3 verschijnselen hoeven echter niet allemaal aanwezig te zijn, soms is slechts 1 symptoom aanwezig. De typische triade bestaat uit:

  • gangstoornissen: patiënten hebben de neiging om een schuifelende gang te vertonen, ze stappen met kleine pasjes.
  • dementie: omdat het meestal om oudere patiënten gaat wordt in eerste instantie vaak gedacht dat het gaat om een gewoon verouderingsverschijnsel 'wat er nu éénmaal bijhoort als je ouder wordt'.  Men heeft hier dus wel degelijk te maken met een behandelbare vorm van dementie.
  • urine incontinentie: het spontane verlies van urine.

Omdat er per definitie geen verhoogde druk aanwezig is, heeft de patient meestal geen last van hoofdpijn, misselijkheid, braken of zichtsproblemen.

Diagnose

Voor de diagnose wordt in eerste instantie een CT- en MRI-scan van de hersenen verricht. De CT-scan wordt verricht om te kijken of de hersenkamers uitgezet zijn door het teveel aan hersenvocht.  De MRI-scan wordt verricht om te kijken of er geen obstructie is, dit wil zeggen een stoornis van de afvoerweg van het hersenvocht.

In principe zal voor verdere diagnostiek door de neuroloog een lumbaal punctie (ruggenprik) worden verricht. Tijdens deze ruggenprik wordt ongeveer 40 à 50 ml hersenvocht afgelaten waarna het gangpatroon van de patiënt wordt beoordeeld.  Vaak treedt na dergelijke ruggenprik een duidelijke, maar slechts zeer tijdelijke verbetering op van het gangpatroon van de patiënt.

Behandeling

Indien de diagnose van normale drukhydrocephalie wordt bevestigd, wordt de implantatie van een ventriculoperitoneale shunt (zogenaamd pompje) voorgesteld. Bij een implantatie van dergelijk pompje wordt via een insnede achter het rechter oor een catheter of buisje geplaatst in de hersenkamer die dan wordt verbonden aan een klep of sluismechanisme dat open gaat bij een bepaalde druk. Via 2 bijkomende insnedes ter hoogte van de hals en de buik wordt deze klep verbonden met het onderhuids buisje zodanig dat het hersenvocht wordt afgeleid naar de buikholte. Daar wordt het hersenvocht opgenomen door het buikvlies, komt het in de bloedbaan terecht en wordt het vervolgens uitgeplast.

Opname

Na een ingreep voor hydrocefalie zal de patiënt gedurende één nacht worden opgenomen op de afdeling intensieve zorgen respectievelijk neurologie/mediumcare neurochirurgie. De eerste dag na de ingreep wordt een controle CT-scan van de hersenen verricht en indien deze geen bijzonderheden toont, kan de patiënt naar de verpleegafdeling neurochirurgie worden overgeplaatst.

Indien er complicaties zijn opgetreden tijdens of na de ingreep, is het mogelijk dat de patiënt langer ter observatie blijft opgenomen. De opname duur is dan ook afhankelijk van de toestand van de patiënt.

Nabehandeling

Afhankelijk van het beloop na de ingreep, zal er samen met de patiënt worden gekeken wanneer vervolgafspraken moeten plaatsvinden.

Het is mogelijk dat er voor deze vervolgafspraken nog hersenscans worden verricht ter controle.

Prognose

De prognose voor iNPH varieert afhankelijk van een aantal factoren, maar veel mensen met deze aandoening zien verbetering met een behandeling.

Studies hebben aangetoond dat tot 80% van de mensen met iNPH die een behandeling met een shunt ondergaan (een apparaat dat overtollig vocht uit de hersenen afvoert) verbetering van hun symptomen kunnen ervaren. De mate van verbetering kan echter van persoon tot persoon verschillen en niet iedereen ziet een significante verbetering.

Hoe eerder iNPH wordt gediagnosticeerd en behandeld, hoe beter de prognose meestal is. Uitgestelde behandeling kan leiden tot ernstigere symptomen en een lagere kans op verbetering.