Lumbale wervelkanaalstenose

Vernauwing  van het wervelkanaal is een veel voorkomende aandoening die zich meestal pas op oudere leeftijd manifesteert. Aan de achterkant van de wervels bevindt zich het wervelkanaal. In dit kanaal loopt ter hoogte van de nek het ruggenmerg en ter hoogte van de lage rug een bundel zenuwvezels, de zogenaamde paardenstaart of cauda equina. Het zenuwkanaal heeft een bepaalde diameter maar sommige patiënten hebben van nature een nauwer wervelkanaal dan andere. Tijdens het slijtageproces van de wervelkolom vindt er een verdikking plaats van de gewrichtsbandjes (ligamenten) alsook artrose van de facetgewrichten (een aanwas van bot ter hoogte van de tussenwervelgewrichtjes). Deze twee fenomenen kunnen leiden tot een vernauwing van de diameter van het zenuwkanaal. Daardoor ontstaat er een belangrijke druk op de zenuwwortels die door dit zenuwkanaal lopen.

Incidentie

Lumbale wervelkanaalstenose kan bij mensen van alle leeftijden voorkomen, het komt meestal voor bij oudere volwassenen, met een incidentie van ongeveer 9% in de algemene bevolking. Deze incidentie kan echter oplopen tot 20% bij mensen ouder dan 60 jaar. Meer dan 80% ervaart geen symptomen en hoeft dus niet behandeld te worden.

Er zijn verschillende risicofactoren voor de ontwikkeling van lumbale wervelkanaalstenose vastgesteld. Leeftijd is een belangrijke risicofactor voor de aandoening; de incidentie van lumbale wervelkanaalstenose neemt aanzienlijk toe na het 50e levensjaar. Genetica speelt ook een rol, aangezien sommige families een genetische aanleg voor de aandoening kunnen hebben.

Obesitas is een andere risicofactor, aangezien overgewicht extra druk op de wervelkolom kan uitoefenen, waardoor het risico op het ontwikkelen van de aandoening toeneemt. Ook eerdere operaties aan de wervelkolom of letsel kunnen het risico op lumbale wervelkanaalstenose verhogen, omdat littekenweefsel of andere complicaties van een operatie kunnen leiden tot vernauwing van het wervelkanaal. Ook beroepen waarbij herhaaldelijk of zwaar getild moet worden, langdurig moet worden gezeten of gebogen worden in verband gebracht met een verhoogd risico.

Artritis, zoals osteoartritis en reumatoïde artritis, kan ontstekingen in de wervelkolom veroorzaken, wat kan leiden tot lumbale wervelkanaalstenose. Ten slotte suggereren sommige studies dat mannen meer kans hebben de aandoening te ontwikkelen dan vrouwen.

Het is echter belangrijk op te merken dat niet iedereen met deze risicofactoren lumbale wervelkanaalstenose zal ontwikkelen, en dat er andere factoren betrokken kunnen zijn bij de ontwikkeling van de aandoening. Bovendien kunnen sommige mensen lumbale wervelkanaalstenose ontwikkelen zonder bekende risicofactoren.

Symptomen

De typische klacht van een patiënt met een lumbale wervelkanaalstenose is de zogenaamde neurogene claudicatioklacht. De patiënt ervaart uitstralende pijnklachten, in 1 of meestal 2 benen, die typisch ontstaan bij het stappen. Dit kan ontstaan na 10 of 20 meter stappen of na een paar honderd meter stappen. Meestal moet de patiënt dan ergens gaan zitten of een voorovergebogen houding aannemen om de klachten te doen verminderen. De patiënt kan dan terug enkele meters stappen waarna de klachten opnieuw optreden. Daarenboven treden deze uitstralende pijnklachten ook vaak op bij het stilstaan, bijvoorbeeld wanneer iemand stil staat aan de kassa treden uitstralende pijnklachten op in de benen. Tijdens het fietsen zijn er meestal geen klachten.

Diagnose

Vaak worden bij het klinisch neurologisch onderzoek ernstige afwijkingen gevonden. De diagnose van dergelijke cervicale kanaalstenose wordt gesteld door middel van de MRI-scan. De MRI-scan toont enerzijds de diameter van het wervelkanaal, anderzijds ook de hoeveelheid druk die uitgeoefend wordt op het ruggenmerg. De MRI is ook een zeer gevoelig onderzoek om het zuurstofgebrek in het ruggenmerg aan te tonen. Daarenboven wordt door de neurologen vaak bijkomende elektrofysiologische onderzoeken verricht die de snelheid van doorstroming ter hoogte van gevoels- en krachtsbanen van het ruggenmerg kunnen meten. Wanneer er een belangrijke geleidingsvertraging is, wijst dat op een ernstige druk op het ruggenmerg. 

Behandeling

De behandeling is enerzijds afhankelijk van de ernst van de klacht van patiënt en anderzijds van de ernst van de vernauwing. In milde gevallen kan een epidurale infiltratie enig soelaas brengen. Meestal geeft dit een tijdelijke verbetering van de klachten. De behandeling vindt plaats in het neurochirurgisch pijncentrum en wordt door uw behandelende neurochirurg uitgevoerd. Echter vaak zal de behandeling een operatie zijn waarbij het zenuwkanaal moet worden geopend. Bij deze operatie wordt een deel van de achterzijde van het wervelkanaal verwijderd, waardoor er meer ruimte wordt gemaakt voor de zenuwen.

Opname

De wortelinfiltraties of epidurale infiltraties vinden plaats in het neurochirurgisch pijncentrum en worden gezien als een dagbehandeling. De procedure duurt slechts enkele minuten, waarna u nog een tijdje in de verblijfzaal blijft voor de nodige controles. U verblijft in totaal 1 tot 2 uur in het pijncentrum. Hierna mag u terug naar huis. Na de behandeling mag u niet zelf autorijden.

Wanneer een operatief ingrijpen voor een lumbale wervelkanaalstenose noodzakelijk is, is een hospitalisatieduur van 1 of maximum 2 nachten te voorzien. U verblijft dan op de verpleegafdeling neurochirurgie.

Nabehandeling

In regel verbeteren de pijnklachten vrij snel en zal men vlotter en langer pijnvrij kunnen stappen.

Afhankelijk van het beloop na de ingreep, zal er samen met de patiënt worden gekeken wanneer vervolgafspraken moeten plaatsvinden.

Het is mogelijk dat er voor deze vervolgafspraken nog beeldvorming wordt verricht ter controle.

Prognose

De prognose voor lumbale wervelkanaalstenose kan variëren afhankelijk van de ernst van de aandoening en de algehele gezondheid van de persoon. In sommige gevallen zijn de symptomen mild en kan de aandoening worden behandeld met conservatieve behandelingen, zoals fysiotherapie, pijnstillers en infiltraties. In ernstigere gevallen kan echter een operatie nodig zijn om de druk op het ruggenmerg en de zenuwen te verlichten.

Studies hebben aangetoond dat de resultaten van een operatie voor lumbale wervelkanaalstenose gunstig kunnen zijn, waarbij ongeveer 70-90% van de patiënten een aanzienlijke verbetering van hun symptomen ondervindt. Het succes van de operatie kan afhangen van verschillende factoren, zoals de leeftijd van de patiënt, zijn algemene gezondheidstoestand en de ernst en duur van de symptomen.

In sommige gevallen kunnen mensen zelfs na een operatie terugkerende symptomen hebben. De kans op herhaling is groter bij mensen met aanzienlijke artritis of scoliose in de wervelkolom of bij mensen die eerder een operatie aan de wervelkolom hebben ondergaan. Terugkerende symptomen kunnen echter vaak worden behandeld met niet-chirurgische behandelingen.