Lumbale discusdegeneratie

Een discus bestaat uit een vezelring en een zachte elastische kern. De functie van deze discus is om de elasticiteit en de beweging van de wervelkolom mogelijk te maken: zowel buigen, strekken als draaiende bewegingen. De discus staat bloot aan een normaal verouderingsproces of de zogenaamde degeneratie. Het is dus perfect normaal dat de discus in het verloop van het leven degenereert. We spreken van een pathologische discusdegeneratie wanneer deze slijtage te vroeg ontstaat of te snel evolueert. 

Incidentie

Het voorkomen van lumbale discusdegeneratie is vrij hoog: studies schatten dat 40% tot 60% van de volwassenen boven de 40 jaar een zekere mate van discusdegeneratie in hun onderrug hebben. Bovendien komt de aandoening steeds vaker voor naarmate men ouder wordt: uit onderzoek is gebleken dat 19% van de mensen van 20-29 jaar tot 93% van de mensen van 80-89 jaar een vorm van discusdegeneratie heeft. Echter, ontstaan hier niet voor iedereen klachten voor.

Er zijn verschillende risicofactoren voor het ontwikkelen van lumbale discusdegeneratie. Een van de belangrijkste risicofactoren is genetica, aangezien studies hebben aangetoond dat de aandoening een erfelijke component heeft. Andere risicofactoren zijn overgewicht, een slechte houding, een zittende levensstijl en repetitieve activiteiten waarbij de wervelkolom wordt gebogen of gedraaid. Roken is ook een risicofactor, omdat het de bloedtoevoer naar de wervelschijven kan verminderen, waardoor ze gevoeliger zijn voor schade.

Symptomen

Wanneer een discusdegeneratie leidt tot een discushernia dan kan dit afhankelijk van de lokalisatie, arm- of beenpijn, veroorzaken. Echter een discusdegeneratie die niet resulteert in een discushernia kan op zich ook belangrijke pijnklachten geven. Meestal spreekt men dan van een mechanische en belastingsafhankelijke pijnklacht. Mechanisch wil zeggen dat de pijnklacht houdingsgebonden is en toeneemt onder belasting, bijvoorbeeld heffen, langdurig zitten. Typisch is bijvoorbeeld dat de patiënt pijnklachten ervaart ter hoogte van de lage rug wanneer hij 's morgens uit bed opkomt of bij langdurig zitten. Na een half uur gewandeld te hebben, verminderen de pijnklachten meestal.

Rugpijnklachten die kortdurend aanwezig zijn, hoeven op zich zelfs niet behandeld te worden. Wanneer men een zogenoemde acute lumbago of verschot heeft, kan dit heel goed door de huisarts behandeld worden met ontstekingsremmers, eventueel spierontspanners en relatieve rust. Eventueel kan daarna kinésitherapie worden opgestart. Echter wanneer de lage rugpijnklachten chronisch van karakter worden, kan het soms nuttig zijn om een gespecialiseerde behandeling te starten.

Diagnose

De diagnose van een discusdegeneratie wordt gesteld door middel van een MRI-onderzoek. Deze kan de mate van slijtage van de tussenwervelschijf goed diagnosticeren.

De behandeling van deze pathologie is voornamelijk afhankelijk van de ernst van de klachten van de patiënt eerder dan van de ernst van slijtage die gevonden wordt op de MRI-scan. 

Behandeling

Vaak wordt in eerste instantie gestart met infiltratiebehandeling, facetinfiltraties van de kleine gewrichtjes die de wervels met elkaar verbinden of epidurale infiltraties. Deze behandelingen worden op dagklinische basis uitgevoerd in het neurochirurgisch pijncentrum. Meestal wordt een serie van infiltraties verricht. In regel laten we de infiltraties een 4-tal weken inwerken. Wanneer de patiënt een duidelijke beterschap ervaart 4 weken na de infiltratiebehandeling kan verder afgewacht worden. Indien de pijnklachten onvoldoende onder controle zijn met de infiltraties kan, op indicatie, worden overgegaan tot een radiofrequentie ablatie (via infiltratietechnieken doornemen van de zenuwtjes die de pijn veroorzaken). Ook deze behandeling vindt plaats in het neurochirurgisch pijncentrum. Al deze infiltratiebehandelingen worden door de behandelde neurochirurg uitgevoerd. Wanneer de klachten van patiënt blijven persisteren, therapieresistent worden aan alle pijntherapie en de patiënt de klacht als invaliderend ervaart, kan voor een discusdegeneratie een operatieve oplossing worden overwogen. Hiervoor zijn de volgende types ingrepen aangewezen:

Opname

De wortelinfiltraties of epidurale infiltraties vinden plaats in het neurochirurgisch pijncentrum en worden gezien als een dagbehandeling. De procedure duurt slechts enkele minuten, waarna u nog een tijdje in de verblijfzaal blijft voor de nodige controles. U verblijft in totaal 1 tot 2 uur in het pijncentrum. Hierna mag u terug naar huis. Na de behandeling mag u niet zelf autorijden.

Wanneer een operatief ingrijpen voor een lumbale discusdegeneratie noodzakelijk is, is een hospitalisatieduur van 1 of maximum 2 nachten te voorzien. U verblijft dan op de verpleegafdeling neurochirurgie.

Nabehandeling

Afhankelijk van het beloop na de ingreep, zal er samen met de patiënt worden gekeken wanneer vervolgafspraken moeten plaatsvinden.

Het is mogelijk dat er voor deze vervolgafspraken nog beeldvorming wordt verricht ter controle.

Prognose

De prognose voor mensen met lumbale discusdegeneratie hangt af van de ernst van de aandoening en van andere factoren zoals leeftijd, algemene gezondheid en activiteitenniveau. Sommige studies suggereren dat personen met ernstige discusdegeneratie een verhoogd risico lopen om andere aandoeningen aan de wervelkolom te ontwikkelen, zoals wervelkanaalstenose of spondylolisthesis. Andere studies suggereren echter dat het natuurlijke verloop van lumbale discusdegeneratie vaak goedaardig is, waarbij veel mensen na verloop van tijd een verbetering van hun klachten ervaren.

De effectiviteit van verschillende behandelingen voor lumbale discusdegeneratie kan ook van invloed zijn op de prognose. Conservatieve behandelingen zoals fysiotherapie, medicatie of infiltraties kunnen bij sommige mensen effectief zijn om de symptomen te beheersen en het functioneren te verbeteren, terwijl bij anderen meer invasieve ingrepen zoals een operatie nodig zijn.